Kabelrestanten horen niet in milieu

Vroeger werd in de grond-, weg- en waterbouw uitsluitend gebruik gemaakt van gepantserde papierloodkabels. Tegenwoordig is er meer aandacht voor de milieuaspecten van deze kabels en daarom worden er nu hoofdzakelijk kunststofgeïsoleerde kabels toegepast. Toch zal de komende jaren nog heel wat kabelafval vrijkomen dat uit GPLK bestaat, ook bij het vervangen van bestaande laag- en middenspanningskabels. 

Om zo min mogelijk kabelafval in het milieu terecht te laten komen heeft de overheid een strikt beleid ontwikkeld. Dat is erop gericht om het ontstaan van kabelrestanten te voorkomen en zoveel als mogelijk eventuele restanten te scheiden in herbruikbare nuttige componenten. Daarnaast is een netwerk ingericht waarbinnen kabelverwerkers zich kunnen ontdoen van het milieu belastende kabelrestanten en hoe die die in te zamelen, bewaren en af te voeren. Daartoe moeten zij beschikken over een vergunning ingevolge de wet milieubeheer en in voorkomende gevallen over een verklaring van geen bezwaar. Bovendien moeten zij elk jaar de soort en hoeveelheid kabelafval en garnituren melden aan het Ministerie van VROM. Papiergeïsoleerde VGPLK-grondkabels dienen zij aan te bieden bij speciaal hiervoor geselecteerde verwerkers. De opslag van kabelrestanten en -afval gebeurt in gesloten containers. 
 
De stoffen die bij kabels en draden voor verontreinigingen kunnen zorgen zijn lood, koper en aluminium; teer en bitumen; PAK’s; zoutzuur; olie en vetten; chloor en dioxines; kunststoffen; aramidevezels en gel. Deze stoffen kunnen de gezondheid schaden en hebben gevolgen voor de arbeidsomstandigheden. 

Wil je meer weten over het juist verwerken van kabel­afval en de opslag daarvan? Ga naar: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/609021124.pdf
 



« terug naar overzicht